Organisaties

A. Het uitoefenen van het bestuur over, deelnemen in-, beheren van-, (doen) exploiteren van- en financieren van andere vennootschappen of ondernemingen, ongeacht doel en rechtsvorm; B. Het verkrijgen, vervreemden, bezwaren en het exploiteren van onroerende en daarmee samenhangende roerende goederen, effecten en schuldvorderingen, zowel voor eigen rekening als voor derden, het instaan voor schulden van derden, het aangaan en het verstrekken van geldleningen en het verplichten tot rechten welke periodieke uitkeringen en verstrekkingen opleveren; C. Het verrichten van alles wat in de ruimste zin des woords met het vorenstaande verband houdt.